Hoe 70 te worden
Verzeventigen is vermoeiend werk.
Tracht het zo straks maar zelf te proberen:
men moet er zich met beide kaken sterk,
met beide handen week op concentreren.
Men moet de haren hangen tot een grauw,
deinend gewas, of uit de hoofdhuid stoten;
sniksappen moeten binnen doorgegoten,
pralingsvliezen moeten langzaam in de vouw.
Lacht men onder het gekrab der kraaiepoten,
als de slappe pompslangetjes te nauw
worden, en het nood- of durftvocht te gauw,
te slordig langs het kroonvat wordt verspoten?
Achterste zaag-, de halve doorn-, de veelgespleten-,
de tweehoofdige-, de ravenbeksarmspieren
wringen sidderend aan roestende scharnieren,
en openen ten slotte nieuwe reten.
Een eenzaam huis in een bijzonder lange storm
verbetert even griezelig van vorm;
wie buiten schuilt, tegen een muur geleund,
voelt hoe het zich beweegt, hoort hoe het kreunt.
Soms komt groot licht achter het inktzwarte glas:
een zwaar gordijn dat vlam vat en weer dooft.
Werd binnen dan gewerkt, gemoord, geroofd?
Door de kieren geurt het meer en meer naar gras.
En als de zware voordeur op een nacht
in het verwarrend maanlicht glimmende
langzaam, eindelijk, en toch nog onverwacht,
temidden der opeens niet klimmende
klimop, de wasbleke papaveren
pluisjes - als de voordeur glimmende
in de met kruid behaarde schaduw van het huis
voorover neer komt daveren,
wat wordt dan van het voorportaal onthuld?
Niets; geritsel; een bewegen;
een heel kort fluiten; in een lucht gevuld
met ademen van warme aarde, warme regen.
Nu kunnen we pas een voor een naar binnen
tussen het volgekrulde struikwerk van gedachten;
daar logeren kleine vogeltjes, nog nooit voordien
zelfs op de doortrek duidelijk gezien:
het klimaat is hier veel zachter.
Het verkruimelen der muren is te horen.
Over dertig jaar is dit een vlakte.
Grijsblauw en oranje fluoresceren
kleine wapperende veren dan
nog steeds tussen de dorre twijgen,
vertrekken eensklaps, landen later
meer levend dan dood, maar verflauwende,
op het brood onder de handen
van talloze latere heren,
die deze veren kauwende
verteren, ach ach.
Wij dichters worden eng ontbijt;
mijzelf, toch altijd al, beschouwende
vrees ik 1985, heb al spijt.
Ik ben niet zo sterk.
Verzeventigen is vermoeiend werk.
Leo Vroman 1915 - 2014
dichter, (toneel)schrijver, tekenaar, schilder, bioloog en hematoloog
Vertalingen van
© Klaarzin
vallen onder een
Creative Commons-licentie.
Het gebruik van die vertalingen is daarom vrij en gratis,
mits de naam "Klaarzin" wordt vermeld en het gebruik niet-commercieel is.
geen cookies
Deze webstek is niet gebouwd voor smartphones.